Transitie
Uiterlijk in 2015 gaat de verantwoordelijkheid voor jeugdzorg over van de provincie naar de gemeenten. Deze overdracht vindt in één keer plaats, dus niet gefaseerd. Alleen voor de begeleiding vanuit de AWBZ wordt een uitzondering gemaakt, die gaat al in het overgangsjaar 2013 naar de gemeenten. Dit laatste zorgt ervoor dat de gemeenten zich voorlopig, begrijpelijkerwijs, richten op het overnemen van de taak ‘begeleiding’ uit de AWBZ. Begrijpelijk, maar toch ook zorgelijk. De jeugdzorg dient volgens de transitieagenda[1] een integrale vorm van zorg te zijn, waarbij gemeenten verantwoordelijk zijn voor alle taken op het gebied van jeugdzorg, van jeugdgezondheidszorg en preventie (nu al bij gemeenten), geïndiceerde en justitiële jeugdzorg (nu bij provincie en stadsregio) tot jeugd GGZ en gesloten jeugdzorg (nu bij het Rijk).

Transformatie

Het voorbereiden van de transitie is voor gemeenten ook wel heel lastig. Het Rijk moet nog een aantal cruciale besluiten nemen over de Transformatie van de jeugdzorg. Het is de bedoeling dat de jeugdzorg als geheel bij de gemeenten komt te liggen (de transitie), en er tegelijk een zorginhoudelijke vernieuwing en innovatie vorm gaat krijgen (transformatie). In de transitieagenda wordt in abstracte termen over de transformatie geschreven, een transformatie die vooral moet gaan over bestuurlijke en organisatorische randvoorwaarden.

Informatie en besluiten over die transformatie is voor gemeenten natuurlijk van cruciaal belang. Zij kunnen immers weinig voorbereiden op dit gebied zolang zij niet weten hoe die bestuurlijke en organisatorische randvoorwaarden eruit gaan zien. Zo is bijvoorbeeld volstrekt onduidelijk of Bureau Jeugdzorg straks nog een rol zal krijgen bij de indicatiestelling of dat juist de Centra voor Jeugd en Gezin een grote rol gaan spelen bij het indiceren van de soort hulp die een kind zal krijgen.

Een ander zorgpunt is de omvang van de zorg die naar gemeenten toe komt. Dat is niet bekend bij veel gemeenten en zij vragen hier nauwelijks om. Dan rijst de vraag of gemeenten zich überhaupt wel voorbereiden.
 
Rekenkamerrapport
Recent is een rekenkamerrapport verschenen over (on)verantwoord wachten op jeugdzorg[2].

In het rapport kwam naar voren dat bij de rapportage van het (on)verantwoord wachten op jeugdzorg niet over de hele groep wachtende jeugd wordt gesproken. In deze rapportage wordt namelijk geen rekening gehouden met kinderen die wel professionele jeugdzorg nodig hebben maar die helaas niet beschikbaar is. In deze gevallen wordt gekozen voor een noodoplossing. Deze groep kinderen zie je niet terug in de officiële rapportages. Dat is jammer. Wat GroenLinks betreft kan de provincie zich best op een meer politiek gebied begeven en aan het ministerie niet alleen de getallen van de smalle definitie van onverantwoord wachtenden doorgeven, maar ook het totale overzicht van kinderen die provinciale jeugdzorg nodig hebben. Uitgesplitst naar hoelang zij moeten wachten op zorg èn hoelang zij moeten wachten tot zij de geïndiceerde zorg krijgen. Dit laatste is van belang omdat nu veel van de wachtende kinderen overbruggingszorg krijgen, ter voorkoming van het uit de hand lopen of verergeren van het probleem. Dit is iets anders dan de zorg krijgen die nodig is.

Met het oog op de transitie van de jeugdzorg naar gemeenten zou de provincie zich verantwoordelijk kunnen voelen voor het weergeven van alle zinvolle getallen. Al was het maar om met het complete beeld bij te dragen aan beperkte korting op het jeugdzorgbudget.

Natuurlijk geven die getallen nog steeds niet weer of er ook adequate jeugdzorg wordt verleend en of er voldoende effect is van de zorg. De getallen zijn wel een indicatie voor de hoeveelheid zorg die nodig is en daarmee ook voor het geld dat nodig is.

Het College vond aanvankelijk dat de vraag van GroenLinks om meer cijfers wantrouwen suggereerde richting Bureau Jeugdzorg. Hetgeen natuurlijk volstrekt buiten de orde is. Daarna vond het College dat dit veel werk zou vragen en dat niemand zat te wachten op dit extra werk en dus extra kosten. Een vreemde reactie. Gelukkig werd later tijdens de Commissievergadering door de Gedeputeerde opgemerkt dat al die cijfers natuurlijk wel gewoon beschikbaar waren en vervolgens gaf hij de toezegging dat de Staten deze bruto en netto cijfers zullen krijgen. Dat betekent dat in elk geval bij de Staten beter bekend is om hoeveel kinderen het gaat en dit ook in een overzicht wordt opgenomen. Het is GroenLinks in de Commissie niet gelukt om de toezegging te krijgen dat deze uitgebreidere cijfers ook naar het ministerie zullen gaan.

Maar de cijfers zijn beschikbaar. Dus een kleine moeite voor gemeenten om deze op te vragen en een kleine moeite voor de provincie om ze mee te sturen naar het ministerie.

Ook de provincie kan best wel eens een punt maken!

Marijke Kleijweg

 
--------------------------------------------------------------------------

[1] Transitieagenda Jeugdzorg. Gezamenlijke agenda Rijk/VNG/IPO. Versie 1.0
[2] (On)verantwoord wachten op jeugdzorg. Door de Rekenkamer Amsterdam, Rekenkamer Den Haag, Randstedelijke rekenkamer, en de Rekenkamer Oost-Nederland.