Een meerderheid van de Provinciale Staten in Zuid-Holland heeft eind oktober vorig jaar ingestemd met de bezuinigingen op de regionale omroepen. De provincie wilde twee miljoen euro minder subsidie per jaar geven aan RTV Rijnmond en Omroep West. Ook in de provincies Brabant en Noord-Holland gingen de Provinciale Staten akkoord met bezuinigingen op de regionale omroepen. De regionale omroepen in Brabant en Noord-Holland stapten naar de rechter omdat zij vonden dat de korting te snel werd ingevoerd en dat het bedrag wel erg hoog was. Omroep Brabant won eind januari al de rechtszaak tegen de provincie Brabant en inmiddels is gebleken dat ook de regionale omroep van Noord-Holland in het gelijk is gesteld.

Gezien deze ontwikkelingen, verbaast fractievoorzitter Marijke Kleijweg zich over het feit dat het College van Zuid-Holland ervan blijft uitgaan dat zij ‘het recht wel aan haar kant heeft’. Waarom zou de rechter in Zuid-Holland RTV Rijnmond en Omroep West niet in het gelijk worden gesteld door de rechter?

Reden voor Marijke Kleijweg om hierover schriftelijke vragen te stellen aan het College:

 

1.       kent u de uitspraak van de meervoudige kamer van de rechtbank in Haarlem van 29 maart inzake het beroep van RTV Noord Holland tegen GS Noord Holland?

2.       Kunt u aangeven wat het verschil is inzake deze kwestie tussen Zuid-Holland en Noord-Holland?

3.       Waaruit bestaat uw verwachting dat in Zuid Holland het bezwaar van RTV west en RTV Rijnmond tegen uw besluit om te korten op de omroepen wel gegrond verklaard kan worden?

4.       Houdt u inmiddels rekening met de mogelijkheid dat ook in Zuid Holland de ingestelde beroepen gegrond verklaart zouden kunnen worden?

5.       Zo ja, welke consequenties trekt u daaruit?

 

Toelichting

De rechtbank in Haarlem doet in haar overwegingen ook inhoudelijk enkele uitspraken. Bij Punt 2.7.9  geeft zij aan dat er door verweerder GS Noord Holland) niet is hard gemaakt dat er ook daadwerkelijk nog voldaan kan worden “aan het in 2004 bestaande niveau van activiteiten met betrekking tot de verzorging van het media aanbod”. En “ Dit gebrek zal verweerder in de nader te nemen beslissing op bezwaar dienen te helen.”

 

Ook in Zuid Holland is niet hard gemaakt dat het activiteitenniveau van 2004 gehaald kan worden met de korting die Zuid Holland heeft toegepast op de omroepen.

 

Vragen

6.       Bent u het met ons eens dat bovengenoemde overweging van de rechtbank in Haarlem hoogstwaarschijnlijk ook een rol zal spelen in de casus Zuid Holland versus omroepen? Zo nee, waarom niet?

7.       Bent u het met ons eens dat GS Zuid Holland eveneens in gebreke is gebleven waar dit betreft het aantonen dat het activiteitenniveau van 2004 gehaald kan worden met de korting?

8.       Realiseert u zich dat de rechtbank in Haarlem een voorschot neemt op de mogelijkheid tot het überhaupt aantoonbaar kunnen maken dat ‘activiteitenniveau 2004 gehaald kan worden met de korting’?  Wat is uw reactie op deze uitspraak van de rechtbank in Haarlem?

9.       Bent u het met ons eens dat, gezien de rechterlijk uitspraken die er inmiddels liggen in de provincies Brabant en Noord Holland en gezien het standpunt van het Commissariaat van de Media dat zwaar meeweegt in de overwegingen van de rechtbank in Haarlem, een heroverweging van de korting op de omroepen in Zuid Holland de meest reële optie is?

10.   Bent u met ons van mening, nu de kans om ‘de zaak’  te winnen geminimaliseerd is, dat het verstandig is de relatie met de omroepen niet langer op de proef te stellen?

11.   Komt u met ons tot de conclusie dat het punt bereikt is om de korting ongedaan te maken en het proces te stoppen? Zo nee waarom niet?